Lex Staal over macht, tegenmacht en onmacht

“Gezondheidsachterstanden van groepen Nederlanders hangen vaak samen met maatschappelijke problemen die langere tijd duren en elkaar kunnen versterken. Denk aan werkloosheid, een laag inkomen, schulden, een ongezonde leefomgeving en een gebrek aan sociale relaties. De wijk waar je geboren en getogen bent, maakt ook verschil.”
Het zou een citaat uit ons jaarplan kunnen zijn, maar het komt uit een bericht van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. Daarin presenteert de Raad haar jongste rapport, getiteld “Een eerlijke kans op gezond leven”. Dat rapport laat eens te meer zien dat het anno 2021 in Nederland niet gemakkelijk is om een eenmaal opgelopen achterstand in te halen.

Dat sluit naadloos aan bij wat de WRR in 2017 al stelde: “De overheid heeft soms te hoge verwachtingen van het doenvermogen van burgers.” Want, zei de WRR: “Weten is nog geen doen”. Anders gezegd: veel mensen met aanhoudende problemen beseffen heus wel dat ze blauwe enveloppen toch beter maar kunnen openen, dat ze meer moeten bewegen of moeten stoppen met roken. Het punt is dat ze gewoon niet bij machte zijn om in dit besef om te zetten in daden.
En dat laatste voegt een extra dimensie toe aan de Haagse bespiegelingen over macht en tegenmacht. Degenen die pleiten voor meer tegenmacht zijn immers ook de spreekbuizen van de ónmacht: de honderdduizenden Nederlanders wier wieg op een minder kansrijke plek heeft gestaan. Zelf zijn ze nauwelijks in staat enige vorm van tegenmacht te ontwikkelen.

Ondertussen onderkennen gelukkig steeds meer organisaties, instanties en kennisinstituten dat de scheefgroei in de polder het vertrouwen in het landsbestuur schaadt, en dus dringend moet worden rechtgezet. Wat dat betreft is het goed nieuws dat “de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen en de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Kim Putters aan informateur Tjeenk Willink kwamen vertellen wat het land nou eigenlijk wil van een nieuwe regering.” (Volkskrant, 14 april 2021)
En gelukkig lijkt het tij ook te keren. De animo groeit voor een stevige hersteloperatie van de wijken waarin veel onmacht is geconcentreerd; getuige bijvoorbeeld het onlangs gesloten Woonakkoord. Een unieke coalitie van 34 organisaties heeft zich verbonden aan een ambitieuze Actieagenda Wonen. Sociaal Werk Nederland heeft de sociale paragraaf ervan mede opgesteld. Onder meer langs die weg trekken we steeds vaker op met de woningcorporaties en andere spelers in de wijken.

Onder die medestanders zijn ook steeds vaker ggz-instellingen, die de noodzaak inzien van een “waakvlamfunctie” in de wijk, zeker in de wijken waarin naast steeds meer kwetsbare ouderen en vluchtelingen ook steeds meer mensen met psychiatrische klachten wonen. Sociaal werkers kunnen hen laagdrempelig helpen om aangehaakt te blijven bij de veeleisende samenleving. Dat helpt niet alleen deze mensen zelf, maar ook het doenvermogen van de wijk als geheel. Veiligheid en leefbaarheid betekent eigenlijk: veel meer aandacht geven aan sociaal welzijn van bewoners.
Ook steeds meer zorgverzekeraars beseffen dat er voor hen een rol is weggelegd op het terrein van preventie en dat wij daarin samen kunnen optrekken. Georgette Fijneman, directievoorzitter van zorgverzekeraar Zilveren Kruis, komt erover vertellen op ons Jaarcongres in mei. Let wel: sociaal werk is als branche natuurlijk niet echt een factor als het gaat om het organiseren van tegenmacht in het landsbestuur. Maar sociaal werkers zijn op wijkniveau wel degelijk in staat om iets te doen aan de onmacht van de mensen voor wie ze dagelijks werken. Dat heb ik gehoord en gezien, daarvan ben ik overtuigd.